Pennenvruchten #4 door Jeroen Bakker

Zeg maar, niets meisje, spaar je krachten. Ze ligt er tevreden bij. Een arm op de beddensprei. Haar wijsvinger kromt zicht.

Wil ze iets pakken? Ondertussen hoor op de achtergrond een kinderstem roepen, “98, 99, 100! Wie niet weg is gezien!” Niet dat de jongeheer des huizes ook maar enige idee heeft van het naderende einde van zijn betovergrootmoeder die hier haar laatste krampachtige bewegingen probeert te maken, toch zie ik een kleine glimlach zich rond haar mondhoeken optrekken, ze heeft het ook gehoord en het doet haar goed de jonge stemmen en het rumoer in haar huis te horen, tot op hoge leeftijd heeft ze zelf ook met de kinderen verstoppertje gespeeld en nu zal ze zich een laatste keer verstoppen, maar nu voor het leven want na haar laatste ademtocht is uitgeblazen kan niemand haar nog vinden.

Ze weet het einde met zoveel gratie te omarmen dat zelfs de kinderen het fijn er bij te zijn. Nog een slokje water dan maar, eten doet ze al dagen niet meer. Een koppie met twee paardenstaartjes en roze strikjes steekt voorzichtig haar hoofd om de hoek van de slaapkamer, “oma, mag me onder je bed verstoppen?” Ik zie haar ogen opglinsteren, niet dat ze veel terug kan zeggen, dus doe ik het maar. “Kom, vlug, voor Fred je vind.”Jannie kruipt op haar knieën onder het bed en gaat liggen. Ondertussen geef ik ma nog een slokje water.